‘Doe je nu cool?’ vraag ik Amber verschillende keren als we in de rij voor de incheckbalie staan. De rollende ogen van mijn negenjarige dochter zijn daarna niet van de lucht. Een paar weken terug vertelde ze me dat ze op vliegvelden altijd cool doet om indruk te maken op eventueel aanwezige leeftijdsgenoten.
‘Gast,’ had ze op mijn harde lachen gereageerd.
‘Ben ík eigenlijk cool?’ vraag ik als we richting de gate lopen en haar blik zegt genoeg.
‘En als ik dit dansje doe?’
‘Mama. Letterlijk. Jij bent echt raar,’ is haar observatie over mijn Wednesday-dansje.
‘Hé papa, mama be like,’ zegt ze tegen Marcel waarna ze mijn moves imiteert.
Het wachten op een vliegtuig was nog nooit zo leuk. Want ik weet heus wel dat ik in de ogen van mijn dochter ver onderaan de coolheid-lijst sta, maar haar opgetrokken wenkbrauwen en schaamtevolle blikken werken gewoon op mijn lachspieren. ‘Je ziet er wel cool uit, maar je bént niet cool,’ verduidelijkte ze laatst. Echt, je kon me opvegen.
Wanneer we wachten tot we mogen boarden observeer ik haar met grote ogen als Freek Vonk een zeldzame hagedis. De omslag van kind naar puber is de laatste maanden ineens zo duidelijk. Dit gaat me allemaal veel te snel, maar tot mijn verbazing wint de fascinatie het van de weemoed. Dat haar mentale groeispurt op dit moment gepaard gaat met hilarische momenten helpt hier wel bij moet ik eerlijk zeggen. En die momenten zijn er tegenwoordig dagelijks. Meestal gecombineerd met schaamte voor haar moeder. Zo kreeg ik laatst ’s avonds op mijn kop dat ik naar haar gezwaaid had toen ik langs haar klas liep. Want wat als haar klasgenoten hadden gezien dat ze een moeder heeft die zwaait? Je zou voor minder een emigratie in gang zetten.
‘Ik ga later een boek schrijven,’ zei ze eens na weer zo’n schaamtevolle actie van mijn kant. ‘Die noem ik dan ‘De Beschamende Moeder’. Pijn in mijn buik van het lachen had ik toen.
Bij de gate maakt ze vlogs, die ze vervolgens naar de gezinsapp stuurt; filmpjes over het wachten op een vliegtuig met je ouders, en dat het toch wel écht gedoe is dat je je eigen tas moet tillen. Ik vind ze geweldig en lig gevouwen.
Ik kijk naar haar. Wat is ze toch cool en slim en grappig en wat doet ze dat opgroeien toch goed. Echt, kom maar op met die puberteit. We gaan er een leuke tijd van maken.
Maar dan word ik plotseling keihard uitgelachen. Ik herken de lach meteen, want ik ben het zelf….vanuit de toekomst.
‘Gast,’ mompel ik tegen mezelf.