Doorzetten

‘Wáárom ga je rennen?’ vraagt mijn driejarige die heerlijk gedijt in haar waarom-fase.
‘Dat vraag ik me ook af, Noof.’

Want waar ik het normaal echt leuk vind, denk ik er op dit moment anders over. Het regent namelijk al de hele dag en volgens de weer-app blijft dat ook zo. Maar ik moet trainen, want het laatste weekend van september heb ik een halve marathon én een obstaclerun van 12 kilometer. Ik had me maanden geleden in een hele fitte en overmoedige bui aangemeld voor de halve marathon bij ons op de Heide. Dat er ook een vakantie tussenkwam waardoor mijn trainingstijd weken verkort zou worden had ik voor het gemak over het hoofd gezien. En dat die obstaclerun toevallig de andere dag zou zijn, dat had ik natuurlijk weggelachen.

‘Pas je wel op?’, ‘Het is wel veel hoor!’, ‘Ben je niet bang voor blessures?’, waren wat reacties uit mijn omgeving toen ik over mijn wilde plannen vertelde. Ook dit lachte ik weg, want mezelf voorbij rennen is mijn specialiteit. Gelukkig hou ik enorm van dit soort activiteiten. Van het afzien-element, van het strijden en stuk gaan. Maar ook het stoere en spannende wat erbij komt kijken. Meteen de reden waarom ik ook bootcamp, duik met haaien en met hoge snelheid van bergen af ski. Daar komt bij dat ik opgeven vreselijk lastig vind, dus geen haar op mijn hoofd die dacht aan afzeggen van een van beide evenementen.

Maar mijn omgeving heeft gelijk, het is ook veel en ik heb zelfs wat last van bewijsdrang. Al is het maar naar mijn zestienjarige zelf. Want als er door de docenten van mijn middelbare school een lijstje gemaakt was met wie het meest waarschijnlijk in de goot zou belanden was ik best hoog geëindigd. ‘Jij zal nooit slagen voor de HAVO,’ om maar eens een opmerking te noemen. Dergelijke onderschatting doet wat met een kind, ook al was dit een hondsbrutale puber uit de hel. Maar in mijn geval heeft het ook een harde doorzetter gecreëerd, die inmiddels een universitair diploma op haar cv kan zetten.

Dus ik zet wederom door en pers die lange afstand door de regen eruit en zie er bij thuiskomst uit alsof ik een duik in een rivier genomen heb. Maar ik ben klaar voor die halve marathon.

‘Hoe ver is 21 kilometer eigenlijk?’ vraagt Amber die op de bank een filmpje aan het kijken is en mij bedenkelijk aankijkt.
‘Ongeveer tweeënveertig keer heen en weer naar Hanna.’
Ze kijkt me aan alsof ik niet goed wijs ben, en ik spreek haar niet tegen.

Die zaterdag sta ik ’s ochtends bij de start en loop die pittige halve marathon. Aan het einde heb ik een PR en word ik geknuffeld door het allerliefste welkomstcomité. De andere dag ploeter ik met een blije bakkes door de modder van Mud Masters. Ik heb een topweekend en ben blij dat ik tóch doorgezet heb, al ben ik volgens mijn Garminhorloge ’s avonds wel een beetje dood.
‘Je pleegt roofbouw, Mies,’ zegt mijn vader bezorgd.
Hij heeft gelijk, maar ik luister -net als vroeger- weer voor geen meter. Maandagochtend word ik ziek wakker en lig de hele dag in bed. Toch heb ik geen spijt, want door mijn doorzetten was ik ontzettend in mijn element. En verre van de goot.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *