‘Amber, leg dat Roblox weg en kom je sommen maken!’
‘Ja maar ik ben in Brookhaven en Julia, Silke en Hanna gaan me joinen!’ roept ze me vanaf de bank toe. Ik kijk haar verbaasd aan, maar doe net alsof ik begrijp wat ze zegt.
‘Nee meid, gewoon even een bladzijde, daarna mag je weer verder.’
Amber moet van de juf elke dag oefenen met keersommen omdat ze daar iets op achterloopt. Het is alleen jammer dat die sommen -en eigenlijk al het schoolwerk for that matter– niet op haar leuke dingen-lijstje staan. Stomme dingen kosten haar moeite en ze is te koppig om te accepteren dat niet álles in het leven een feestje is. Ze baalt ervan dat ze als enige van haar vriendinnen met haar ouders de tafel van acht staat op te dreunen, maar dat geeft haar wel net dat zetje om tóch met ons te oefenen om er beter in te worden. Dus zo zwoegen wij al weken op die pokke-tafels, waarbij ik flashbacks heb naar toen ik zelf zo met mijn ouders aan de keukentafel zat, want ik was ook geen rekenwonder.
Met veel gezucht en gesteun komt ze van de bank naar de tafel waar ik haar boek al op de juiste bladzijde heb opengelegd. Een boek dat mij steeds het gevoel geeft in een tijdmachine te zijn gestapt, want in vierendertig jaar tijd is er weinig veranderd aan de lesstof. En kennelijk is goed kunnen rekenen ook nog steeds dé sleutel tot basisschooltijd-succes. Hoe empathisch, creatief, dol op lezen en streetsmart een kind ook is. Maar als deze manier van rekenen nog steeds is wat er gevraagd wordt in groep vijf, dan zal ik me daarbij neerleggen en haar helpen tot ik erbij neerval.
‘Nou Amber, vier keer drie,’ begin ik opgewekter dan ik me voel.
‘Euh twaalf?’ zegt ze, terwijl ze verveeld haar hoofd ondersteund.
‘Ja!’ roep ik zo vrolijk mogelijk met hoge stem.
‘Schrijf op en ga maar naar de volgende som.’
‘Vijf keer zeven,’ lees ik hardop voor.
‘Zesendertig?’ mompelt ze met een blik alsof net uur vijf van een keersommen-marathon is ingegaan.
‘Nee lieverd, noem de tafel van zeven eens op, en niet zo zuchten alsjeblieft.’
Na wat begeleiding laat ik haar zelf een rijtje sommen maken. Ik kijk hoe ze zich door de droge stof worstelt en ben trots dat ze maar een paar keer wegdroomt.
‘Ik ben klaar,’ zegt ze na enige tijd terwijl ze aanstalten maakt om weer naar haar Roblox-bank te vluchten.
‘Even wachten meid, ik moet het eerst nakijken.’
‘Maahaam, ze wachten op me,’ zucht ze wanhopig.
‘Nul fout, heel goed gedaan, ga maar weer Robloxen.’
En voor ik uitgesproken ben heeft ze boel alweer aangezwengeld. Van een afstand zie ik haar gezicht oplichten van het rondlopen in een virtuele stad. Als die keersommen hier toch op de een of andere manier in geïntegreerd konden worden…