‘We leven wel in de wereld, maar zijn niet van de wereld,’ klinkt het in de intro van de vijfdelige podcastserie waarin journalist Maarten Dallinga zich verdiepte in refo’s op de Gelderse Biblebelt. Een wereld waar ik niets van begrijp, en waar ik, zoals velen met mij, een hoop vooroordelen over had. Deze serie luisterde ik met verbazing (want hoe kan het dat er ook wetenschappers in de zware Reformatorische kerk rondlopen?) en bewondering voor de maker. Maar het lichtte ook een klein tipje van de sluier op, wat mijn beeld over die gesloten gemeenschap toch ook een piepklein beetje nuanceerde.
Zo leerde ik dat vrouwen soms heus broeken mogen dragen, dat ‘refo’ geen scheldwoord is en dat er toch ook veel streng gelovigen zijn die wél vaccineren. Maar een hoop vooroordelen werden bevestigd, en dan vooral hun afkeer voor andere levensstijlen dan het traditionele rolpatroon dat bij hen de standaard is.
Maarten voelde door zijn homoseksualiteit daarom op momenten wat ongemak. Met name toen hij een weekend logeerde bij een Reformatorisch gezin, en je als luisteraar je adem inhield bij de beladen gesprekken die daarover gevoerd werden. Al was het gezin waar hij logeerde alleraardigst en deden ze hun best hun afkeer zo beleefd mogelijk te verpakken, wat de sluimerende spanning voelbaar maakte. Dat Maarten alles zo rustig onderging, vond ik bewonderenswaardig.
Uiteindelijk stemde de podcast me droevig, want ik wist dat zij nooit nader tot elkaar konden komen. Waar Maarten het -zeer begrijpelijk- niet kan verkroppen afgewezen te worden puur om wie hij is, zullen de refo’s hém nooit begrijpen, puur omdat zij al hun hele leven hebben gehoord dat op zijn levensstijl niets anders zal volgen dan ‘de eeuwige dood’, de manier hoe een negenjarig meisje uit de gemeenschap de hel zo gezellig typeerde.
Toch merkten de refo’s die aan het woord kwamen zelf ook wel dat dergelijke denkbeelden in de huidige wereld niet meer gepruimd worden, en zijn sommigen zelfs bang dat zij geen Christen meer mogen zijn. Ze beklaagden zichzelf niet te mogen zijn. En daarmee leerde ik op mijn beurt dat ironie niet in de Bijbel staat.