‘Mama, mag ik stukjes banaan in een bakje met rozijntjes en een vorkje?’ vraagt mijn kleuter vanachter haar tablet. Ik leg mijn telefoon weg en loop naar de keuken. Het is woensdagmiddag half drie en ik heb haar zojuist van een speelafspraakje opgehaald, waarna we een pakketje moesten halen in het winkelcentrum, waar de kleuter boos was om een unicorn-haarband die ik niet voor haar wilde kopen, wat ik uiteraard heb afgereageerd op de langzaam optrekkende automobilist voor me.
Tijdens de twee uur die ze bij haar vriendinnetje was -maar die aanvoelde als twintig minuten- heb ik haar zus een boterham gegeven, zelf wat gegeten, een belafspraak afgehandeld, en snel een was in de machine gegooid. Die zus is nu met vriendinnen op haar kamer en ik weet dat daar een chaos van make-up aan het ontstaan is.
Terwijl ik de banaan in stukjes snij hoor ik Amber van boven iets onverstaanbaars naar me roepen. Ik zucht weer eens, want ik zucht veel op woensdagmiddag. Woensdagmiddag en ik zijn namelijk geen vrienden.
Want eigenlijk moet ik een belangrijke mail sturen, de was uit de machine halen, wil ik vergelijkend warenonderzoek doen voor die broek die ik wil bestellen, en wil ik een miljoen andere dingen waar ik mijn hoofd bij nodig heb. Maar woensdagmiddag is nooit de dag voor dit alles. Nee, op woensdag voel ik me de PA van een wispelturige CEO. Voordat ik op de eerste site met broeken klik heb ik de eerste ‘mama’, of vallende drinkbeker vaak al te pakken. Maar omdat ik nooit weet wanneer zo’n assistentieverzoek komt, sta ik de hele dag stand-by en kan ik nooit écht iets doen.
Ik ga slecht op die latente onrust. Een beetje alsof je bij de dokter in de wachtkamer zit en elk moment geroepen kan worden. Daar begin ik ook nooit aan een diepte-interview van drie pagina’s. Nee, daar blader ik doelloos door een oude Linda. Omdat ik datzelfde gevoel heb met woensdagmiddag, doe ik dat thuis ook. Alleen blader ik dan door het tijdschrift dat Instagram heet. Ik kan nu eenmaal geen boek lezen en tegelijkertijd open staan voor onverwachte vragen.
Maar doomscrollen zuigt energie, dus ik voel me aan het eind van de dag altijd uitgewrongen. En élke woensdag baal ik dat ik die woensdagmiddag na zeven jaar basisschool nog steeds niet onder controle heb, en élke woensdag bedenk ik weer hoe het beter kan, en hoe ik die controle kan laten varen. Want ja, het grootste obstakel op de weg van de vriendschap met woensdagmiddag ben ik natuurlijk zelf.
‘Mama, ik wil een keer cakejes met jou maken,’ zegt Nova een paar dagen later.
‘Goed idee, zullen we dat dan op een woensdagmiddag doen?’ vraag ik.
Want woensdagmiddag en ik zijn misschien geen vrienden, ik wil dat wél worden.