Mijn telefoon gaat. Ik durf niet op te nemen, maar ik moet.
‘De dokter heeft gezegd dat ik niet in jaren, maar in maanden moet gaan denken,’ hoor ik Vincent zeggen. Voor het eerst in mijn leven hoor ik paniek in zijn stem, afschuwelijk.
‘Wat zeiden Papa en Mama?’ vraag ik terwijl ik mijn tranen probeer te bedwingen.
‘Mama moest heel erg huilen. Papa was stil’.
…
Het is een paar maanden later. Ik heb me nog nooit zó ver weg gevoeld. Ik zit in een hotelkamer in een land aan de andere kant van de wereld. In een land waar ik eigenlijk niet wil zijn, op een vakantie die ik eigenlijk niet door wilde laten gaan. Maar waarvan Vincent per se wilde dat ik ging.
Ik bel op het afgesproken tijdstip. De spanning die ik voel maakt me misselijk.
‘Hoi lieve Vin,’ zeg ik voorzichtig.
‘Hey Mies..’ zegt hij zacht. Zijn eens zo sprankelende stem klinkt breekbaar.
‘Mama vertelde dat de dokter straks komt,’ zeg ik zachtjes.
‘Klopt Mies, ik kan niet meer. Ik ben zo vermoeid,’ hoor ik hem wanhopig zeggen.
‘Ik snap het Vin, maar ik ga je zo vreselijk missen.’
‘Ik jou ook.’
…
De tickets naar huis zijn snel geregeld. Marcel en ik bespreken dat we bij aankomst meteen naar het hospice gaan om hem nog in slapende toestand te zien.
Het vliegtuig landt en ik doe wat ik altijd doe; Ik bel mijn ouders om te zeggen dat we geland zijn en dat mijn vader ons kan komen halen.
‘Hoi Mam, we zijn er. Kan Papa ons komen halen?’
‘We zijn er al,’ hoor ik mijn moeder zeggen.
‘Op Schiphol?’ vraag ik verbaasd.
‘Ja,’ zegt mijn moeder beheerst.
‘Oké, we halen de koffers en dan komen we eraan.’ Gehaast hang ik op.
Ik vind dit vreemd. Mijn moeder komt namelijk nooit mee. Maar eigenlijk is dit helemaal niet vreemd.
Als we de koffers hebben loop ik nog even naar de wc. Daar kijk ik in de spiegel en zet me schrap voor het nieuws dat ik eigenlijk al weet.